In gesprek met... Cees Oudshoorn (VNO-NCW)

De gemeente Katwijk telt niet alleen duizenden ondernemers, waarvan we er het afgelopen jaar meer dan tien uitlichtten voor de serie ‘De Katwijkse Ondernemer’, maar ook tal van Katwijkers, Rijnsburgers en Valkenburgers die op een andere wijze binnen of buiten de gemeente hun sporen hebben verdiend. Onder hen veel sporters: niet voor niets maakt de gemeente Katwijk kans op de titel Topsportgemeente 2018.

Maar er zijn meer Katwijkers die hun vleugels uitspreidden. Zo ook Cees Oudshoorn, in 1959 geboren in Katwijk aan Zee en momenteel algemeen directeur bij werkgeversorganisatie VNO-NCW. Daar volgde hij in 2016 een andere Katwijker op, Niek-Jan van Kesteren. We spraken met Cees over zijn tijd in Katwijk, welke band hij nog heeft met de gemeente en hoe Katwijk volgens hem beter op de kaart gezet kan worden. “Kruip niet teveel in je eigen schulp als Katwijkers.”

Zijn gehele jeugd bracht Cees door in Katwijk aan Zee. “Ik ben geboren in de Princestraat, boven de winkel waar nu de Intertoys zit. Hier verkocht mijn vader vroeger huishoudelijke artikelen. Tot ongeveer mijn 18e woonde ik in het bovenhuis. Mijn vader had twee winkels in Katwijk: naast de Princestraat had hij ook een winkel in het Noordeinde. Later begon mijn oom in Katwijk de HEMA. Ik kom dus uit een echt middenstandsgezin. Mijn moeder kwam uit een streng hervormd gezin, mijn vader was vrijzinniger en kwam uit Leiden. Zelf ben ik niet zwaar christelijk opgevoed, maar ik heb er natuurlijk wel het een en ander van meegekregen. Hoewel het er in ons gezin minder streng christelijk aan toe ging, zijn de relaties met de Katwijkse kant van de familie altijd uitstekend geweest. Die tolerantie vond ik knap, gezien de sociale druk die er ook kan zijn vanuit zeer gelovige gezinnen.”

Na zijn jeugd vertrok Cees uit Katwijk. “Ik ging studeren in Amsterdam, maar bleef nog enkele jaren terugkomen om te helpen in de winkel van mijn vader, bijvoorbeeld tijdens de toeristenmarkt in de zomer. Dan had mijn vader een kraampje voor de winkel, van waaruit ik allerlei waren verkocht. In die tijd leerde ik ook mijn huidige echtgenote kennen, een Katwijkse. Ook zij ging later in Amsterdam studeren. We beleefden een bijzonder moment in de zoektocht naar een woning. In de Telegraaf stond een advertentie van een te huur zijnde etage bij een theemutsenfabrikant. Wij waren een van de eerste kijkers. Bij het horen van mijn naam vroeg de eigenaar of ik uit Katwijk kwam. Wat bleek? Hij had altijd theemutsen geleverd aan mijn vader toen hij huishoudartikelen verkocht. Daarmee was het ijs gebroken en was de deal snel rond.”

Na het afronden van zijn studie eind jaren 80 ging Cees samen met zijn vrouw wonen in Oegstgeest. “We hebben er toen voor gekozen om niet terug te keren naar Katwijk. Nu zou iets aan de Boulevard wel mooi zijn, maar toen was zoiets voor ons onbetaalbaar. Door de familie die er woont komen we nog af en toe in Katwijk. Ook gaan we wel eens naar het strand, eten we bijvoorbeeld wat bij strandtent KW106 en was ik vorig jaar nog in het Katwijks Museum. En de parkeergarage in duin is wel heel bijzonder, daar heb ik de vorige burgemeester (Jos Wienen, red.) nog mee gecomplimenteerd.”

Wanneer we te spreken komen over de aantrekkelijkheid van Katwijk, wordt duidelijk dat Cees hier genoeg over te vertellen heeft. “Misschien ben ik niet helemaal representatief – ik ben veel bezig met mijn werk en lees weinig regioblaadjes – maar Katwijk is een dorp dat mijns inziens erg op zichzelf staat. Mensen komen vooral voor het strand naar Katwijk. Het wordt toch nog steeds als een christelijk dorp gezien. In mijn tijd ben ik nog wel eens tegengehouden wanneer ik fietste op zondag. En je keek wel uit om op die dag te voetballen in de Princestraat. Het dorp houdt de zondagsrust in ere en mensen van buiten denken dat je er los van het strand niet zo veel kunt doen op zondag. Dat zal waarschijnlijk niet helemaal meer de werkelijkheid zijn, maar het geeft Katwijk wel een bijzonder imago, waarmee het in de regio meer op zichzelf staat. Mijn buurman op kantoor, Hans de Boer (voorzitter VNO-NCW, red.), woont in Noordwijk en voelt zich echt verbonden met de Bollenstreek. Als oud-Katwijker heb ik dat niet. Katwijk zit er een beetje tussenin: het is een enclave die zich minder verbindt met de rest. Tegelijk is het iets wat een deel van de bevolking ook wil. Degenen die gepassioneerd zijn om te stemmen en niet willen veranderen, zorgen dat het karakter van het dorp behouden blijft. De vraag is wel of werkelijk de meerderheid van de bevolking dit zo wil houden.”

Ook op arbeidsgebied heeft Cees ideeën hoe het beter kan in de gemeente. “Katwijkers zijn een hardwerkend volk. Er is een lage werkloosheid in Katwijk. Onder hen zijn veel schilders, bouwers en andere huishoudelijke dienstverlening. De vraag is wel: hoe verdient Katwijk geld met inkomsten van buiten de eigen gemeente? Vergelijk het eens met Nederland: als land verdienen we bijna 35% van ons nationale inkomen met handel in het buitenland. Dat heeft Nederland welvarend gemaakt. Zo kun je ook naar het dorp of de regio kijken. Wat wordt voor de bewoners van Katwijk buiten het eigen dorp verdiend? Daarmee krijg je een beeld van je economische belangen, waar de lokale politiek dan voor moet opkomen. Kijk bijvoorbeeld naar Parlevliet en Van der Plas, een grote speler op de wereldmarkt. Straks mag men mogelijk niet meer vissen op de Britse wateren. Wat doet de regio Katwijk hieraan? Het is een zeer belangrijke economische bedrijvigheid. Er wordt over het algemeen te weinig gekeken naar de verdienende kant van de economie. Natuurlijk, ik ben een beetje gebrainwasht door de functie waarin ik zit. Maar ik zie veel vaker dat regio’s niet goed voor zichzelf opkomen. Vooral in het westen is het versplinterd. Limburgers zetten zich neer, Brabanders voelen zich Brabanders… Ik zou zeggen: kruip niet teveel in je eigen schulp als Katwijkers, maar besef wat je in huis hebt voor de wereld buiten Katwijk en ga met een wijde blik naar buiten. Je zou het veel breder kunnen trekken en je zo meer kunnen verbinden met de andere plaatsen in de regio.”